We hebben het over twee filosofen uit China uit de derde eeuw gehad, vorige week spraken we over Wang Pi en vanavond over Kuo Hsiang. Dit zijn allebei filosofen die geen eigen originele filosofie probeerden te maken, maar die commentaar gaven op de taoïstische klassiekers. Wang Pi gaf vooral commentaar op de Tao Te Ching en de I Ching. Onze filosoof van vanavond, Kuo Hsiang is vooral beroemd geworden om zijn commentaar op Zhuang Zi. Met Wang Pi hadden we het vooral over de taal en over dat duistere mysterie dat eigenlijk de grond is van het bestaan. Dat alles eigenlijk voortkomt uit iets wat een duister mysterie is, wat je niet kunt pakken met woorden en begrippen. Dat zich steeds weer onttrekt aan al onze pogingen om het te omschrijven en om het te pakken. We hebben gezien dat dat ook wel werd omschreven als afwezigheid of leegte, als Wu. Vanavond gaan we het hebben over aanwezigheid. Niet over leegte, maar over de volheid van de dingen. De vorm van de dingen. De manier waarop de tienduizend dingen in de vorm komen. Dat spel tussen de binnenkant en de buitenkant van de dingen, het duistere mysterie aan de ene kant en dan de tienduizend dingen in al hun vormen en al hun manifestatie aan de andere kant.
Zhuang Zi heeft het vaak over, hoe moet je nu je weg vinden in die tienduizend dingen? Hoe moet je nu navigeren? Hoe doe je dat? We hebben ook al gezien wat zijn antwoord daarop is, namelijk zwerven, vrij en blij. De manier om te navigeren binnen de tienduizend dingen. Waarbij je dus niet het contact verliest met die leegte, of met die afwezigheid, of met die Wu. Dus het is ook steeds opnieuw handelen vanuit Wu, Wu Wei. Maar hoe doe je dat nou, zwerven, vrij en blij? Nu komen we dus al meer in de buurt van beoefening. Dus niet zozeer filosofie van wat is de Tao nu of wat is nu het duistere mysterie? Maar wat doe je ermee? Hoe werk je ermee? Wat moeten we dan doen? Hoe moeten we onze weg vinden? In het vinden van je weg is een belangrijke term ook Tzu Jan. Dat hebben we vorige week ook al besproken en dat kun je vertalen met het gaan van de dingen zoals ze van nature gaan. De natuurlijke weg van alle dingen, de spontane weg van alle dingen, het afgestemd zijn met het spontane en natuurlijke gaan van alle dingen, een manier vinden om die af gestemdheid te bewaren. En hoe doe je dat nou? Het antwoord van Zhuang Zi is, er is geen manier om dat te doen, want iedere methode om dat te doen haalt je daar vandaan. In de latere Chan is dat precies het idee. Er is geen manier om tot verlichting te komen via beoefening, want verlichting is altijd al gaande, het is er al. Wij zijn altijd al Boeddha’s. Wij zijn al verlicht, alleen het komt niet altijd zo uit de verf. Je zou zeggen als dat niet altijd uit de verf komt, dan moet je dus hard beoefenen, hard je best doen. Maar hoe meer je je best gaat doen om daar iets aan te doen, hoe meer dat in de weg begint te staan. Dus het is een paradoxale situatie. Wat je ook doet, het werkt niet. Dus je zou zeggen, dan ben je snel uitgepraat. Toch weet Zhuang Zi daar heel veel over te zeggen en Kuo Hsiang ook in zijn commentaar op Zhuang Zi. Hij weet daar zelfs een heel boek over te schrijven. Daar wil ik een paar dingen van met jullie bespreken.
Over Tzu Jan, dat gaan van de dingen zoals ze gaan, daarvan zegt hij, die dingen die doen eigenlijk nooit iets. Ze nemen geen actie, ze gaan zoals ze gaan, vanzelf. Het is niet een kwestie van doelbewust actie nemen of handelen. Hij zegt dan omarm dit zonder van iets afhankelijk te zijn, zonder ergens op te rusten. Dat is wanneer je kunt zwerven, vrij en blij. Dus zwerven, vrij en blij is niet iets wat je moet proberen te doen: ik ga nu proberen om meer vrij en blij te zwerven, want dat heeft Zhuang Zi gezegd. Het is niet een soort voorschrift maar meer een beschrijving van hoe het eruitziet als je in afgestemdheid met die Tzu Jan, met die spontaniteit, je weg kunt gaan. Dus het is niet iets wat je moet proberen te doen, maar het is hoe het eruit zal zien als je het doet. Maar er bestaat geen methode om daar beter in te worden.
Toch is er wel iets wat je kan doen. Maar dat heeft niet te maken met doen, maar wel met je houding, met van waaruit je je keuzes maakt. De term die wordt gebruikt is Wu Xin en dat kan meerder dingen betekenen. Geen geest, no mind, maar het kan ook betekenen lege geest, empty mind. Je kan ook zeggen een geest die is geworteld in Wu, in de bron van alle dingen. En als je van daaruit de dingen kunt benaderen dan kun je jezelf overal terugvinden, ook midden in de chaos van de wereld. Dan maken de omstandigheden niet meer uit. Dan kun je onder alle omstandigheden de wereld op dezelfde manier tegemoet treden. Deze benadering van Zhuang Zi en deze filosofie, die was eigenlijk ook geschreven voor mensen die leven in tijden van chaos.
Het is interessant want Zhuang Zi schreef in de derde en vierde eeuw voor Christus. Vervolgens hoor je er relatief weinig over. En dan 500 jaar later, in de derde eeuw, zie je opeens dat commentaar. En dat wordt dan ook enorm belangrijk en enorm invloedrijk. Hoe komt dat nou? Omdat het ook in China een tijd was van chaos, van conflict, van geweld. Want van ongeveer 200 v.Chr. tot 200 n.Chr. had je in China de Han dynastie, wat een beetje vergelijkbaar is met het Romeinse Rijk. De tijdsperiode is ook een beetje vergelijkbaar. Dus toen alles centraal en strak was geregeld, toen er een soort beschaving was, zou je kunnen zeggen, was er dus ook vrede. Maar toen die Han dynastie uit elkaar viel, zag je dus conflict en strijd. Dus die derde eeuw was een tijd van grote onzekerheid. Ik vind het ook wel een beetje lijken op onze tijden van toenemende onzekerheid. We worden geconfronteerd met geweld, conflict, strijd en dat het niet zo duidelijk is wat er nu moet gebeuren. Dat was toen eigenlijk ook zo. Dus dat zwerven, vrij en blij, is met name geschikt voor chaotische tijden, tijden zonder houvast.
Kuo Hsiang zegt, als je die Wu Xin, die geest van Wu hebt, hoe zou je dan ooit niet in harmonie met de wereld kunnen leven? Ook als de wereld niet in harmonie is, kunnen wij in harmonie zijn met onze omstandigheden. Door ons steeds perfect aan te passen, perfect af te stemmen, flexibel te zijn. Juist wanneer het steeds weer anders is en wanneer het plaatje ook steeds weer anders is. Wanneer er rust en kalmte is, waar je ook gaat, dan is, waar je ook bent, waar je bent aangekomen. Dan ben je op je plek, waar je ook bent. Dan kun je nooit zeggen ik ben niet helemaal op mijn plek, ik zou eigenlijk daar moeten zijn. Er staat:
Je bent dan nooit verstrikt in moeilijkheden en rampspoed. Maar niet omdat je die dingen vermijdt of uit de weg gaat, maar omdat je verbonden bent met een innerlijk patroon. Het innerlijke patroon van de dingen met enorme helderheid. En als je die helderheid hebt en die afgestemdheid, hoe zou je dan ooit niet vrij en blij kunnen zwerven?
Dus dan is alles wat je doet vrij en blij zwerven, en wat er ook gebeurt is eigenlijk om het even, welke omstandigheden je ook tegenkomt. En je vergeet dan: dit wel en dat niet. Dat komt heel vaak bij Zhuang Zi voor. Dit wel en dat niet, wat wij altijd hebben, dat vergeten we dan. Alles wat zich voordoet, gebeurt zoals het gebeurt. Wie weet waarom het gebeurt? Het gebeurt gewoon. Als je op die manier je weg probeert te vinden, zegt hij, dan geef je jezelf richting. Dan stuur je jezelf bij met het heldere licht van verwarring en twijfel. Dus zwerven, vrij en blij is ook een stommelen. Een voortdurend je evenwicht dreigen te verliezen. Niet weten waar je je volgende stap moet zetten. Het is niet vastbesloten en duidelijk weten van die kant moet het op, maar je laat je gidsen door verwarring en twijfel. Als je op die manier door het leven gaat, dan wordt je geest als een volmaakte spiegel. Dat beeld van een spiegel wordt heel vaak gebruikt. De spiegel neemt alles in ontvangst, maar houdt niets vast, spiegelt het gewoon weer terug, geeft het gewoon weer terug. Maar houdt niks achter, houdt niks binnen. Hij weerkaatst alles. Dus het is het tegendeel van zoeken en proberen iets te vinden. Een ander zinnetje:
Dit leven van mij komt niet van mij. Het komt van dat duistere mysterie en ik neem het ook maar in ontvangst en ik probeer het ook maar zo goed mogelijk uit te voeren, maar het komt niet van mij af.
Dus schrijft hij:
Wanneer ik met helderheid handel, afgestemd op mijn oorspronkelijke natuur, met die spontane manier waarop de dingen gaan, dat is Tzu Jan. Maar als ik dan handel in strijd met mijn oorspronkelijke natuur, dat is ook Tzu Jan. En als ik dan dat probeer te corrigeren is dat ook Tzu Jan.
Dus het is niet dat je geen fouten mag maken of dat je er niet naast mag zitten of dat je op een bepaalde manier steeds afgestemd moet blijven. Het is voortdurend ook mogen mislukken en dan weer corrigeren. Dat is ook die verwarring en twijfel. Dit is hetzelfde als steeds opnieuw beginnen met beginner’s mind. Dat je nooit voelt van nu weet ik hoe het moet, nu weet ik hoe het zit, nu weet ik wat het pad is om te gaan. Het is altijd tastend, onzeker, bescheiden.
Zwerven vrij en blij is niet alleen maar een soort doelloos zwerven. Het is ook iets dat op een bepaalde manier veel vraagt. Het is onzeker, het is stommelen, het is je weg proberen te vinden. En zonder dat je kunt steunen of leunen op een soort regel van zo moet het, nu is het goed en nu is het niet goed. Eigenlijk bestaat er dus geen regel of geen voorschrift. Maar wel een verbinding met je oorspronkelijke natuur, met je geworteldheid in die oorspronkelijke bron, in dat duistere mysterie dat voorbijgaat aan woorden. Dus het is een soort toewijding aan steeds weer opnieuw de verbinding daarmee willen bewaren, in het volle besef dat het ook steeds weer zal mislukken. Dat we ook daar steeds opnieuw in tekortschieten.
Zwervern vrij en blij houdt in dat je voortdurend ook ruimte openlaat voor de mogelijkheid dat je het niet goed doet, dat je ernaast zit. En de bereidheid om, zodra je dat merkt, om dat dan te corrigeren. Hoe merk je dat je ernaast zit? Vanuit je diepste plek, wat je zelf voelt, dat klopt en dat waar is. En behalve dat sta je eigenlijk met lege handen. De taoïsten zijn ook heel anders dan de confucianisten, want die zeggen, je moet je houden aan de regels. Die taoïsten die doen maar wat. Die kennen God noch gebod.
En het is inderdaad God noch gebod. Je bent eigenlijk voortdurend aan het afstemmen. En dat in het volle besef dat het ook elk moment weer anders kan zijn. Terwijl het gebod categorisch is: doe dit niet, doe dat niet. Terwijl afstemmen is: wat vandaag niet klopt, klopt misschien morgen wel. En wat bij deze persoon niet in de flow is, is bij een ander persoon wel in de flow. Ikzelf ben vandaag ook een ander persoon dan ik morgen zal zijn. Dus iets dat vandaag voor mij klopt, klopt misschien morgen niet meer. Dus het vraagt een voortdurende fijngevoeligheid, een afstemmen en het vermogen ook om te improviseren zonder te kunnen terugvallen op, zo moet het of zo hoort het.
Zwerven vrij en blij is niet een soort zorgeloos flierefluiten, zo van na mij de zondvloed. Het is ook voortdurend onderzoeken wat de juiste richting is waarin de geschiedenis zou moeten voortgaan. Wat zou het doel eigenlijk moeten zijn? Niet alleen van mijn leven, maar ook van dat van de mensen in mijn leven en in de situaties in mijn leven. Waar moet het eigenlijk naartoe? Voortdurend bereid zijn om daar onzeker over te zijn en dat steeds weer opnieuw in vraag te stellen. Daar zit een enorme betrokkenheid in, maar wel vanuit een niet weten. Voortdurend geleid door verwarring en twijfel, bereid zijn om verwarring en twijfel toe te laten.
Je moet de weg volgen, maar de weg ontstaat door hem te gaan. Dus al gaande vormt zich een pad. Er ligt geen pad voor ons klaar. Voor ieder van ons ontstaat dat in ons leven doordat we het gaan. En met iedere stap die we zetten, ontvouwt het pad zich weer en wordt de volgende stap duidelijk. En dan die stap daarop. Dus het is een soort wadlopen. Het is geen flierefluiten, maar met grote aandacht, toewijding en serieusheid. Dus laat je niet op een dwaalspoor brengen door dat vrij en blij. Het is ook serieus. In de studiesesshin zeggen wij aan het eind van de dag: wees daarom altijd wakker. Nimmer onoplettend. Nimmer achteloos. Zwerven vrij en blij is niet een soort achteloosheid, zonder zorgen voor de dag van morgen. Het is heel wekker, oplettend, toegewijd, en consciëntieus. Ja, geen la di da.
Als er geen regel is, hoe verhoudt dit zich dan tot de boeddhistische dharma? Want dat is toch een regel? Soms wordt het wel eens vertaald met de wet. En dat is nu precies waar de zentraditie zich tegen afzet. Je leest steeds: de ware Dharma is geen dharma. Zen zet zich af tegen de woorden en begrippen, de regeltjes, de voorschriften, hoe het moet, het voorbeeld volgen van de Boeddha. In de zentraditie word je steeds weer opnieuw uitgedaagd, niet om de vroegere zenmeesters na te volgen, maar om steeds weer te zoeken naar: wat is mijn respons in deze situatie? De zenverhaaltjes, de koans, zijn allemaal case studies van leraren en leerlingen die in ingewikkelde situaties hun eigen antwoord vonden. Niet volgens de regels, maar hun eigen antwoord. Iets dat authentiek is, iets dat origineel is. Niet wat de dharma voorschrijft, maar wat zich spontaan voordoet en wat in die situatie nu net precies de goede respons is.
Dus dood niet alleen de Boeddha, maar dood ook de Dharma. Dat is precies waarom de zen traditie het soms niet zo opheeft met boeddhistische vroomheid: dat we dit niet mogen of dat niet mogen. En dan kan er een situatie zijn waar dat juist wel precies de juiste respons is. Je hebt niets om je aan vast te houden, zelfs de dharma niet. De dharma is niet een soort reling waar je je aan kan vasthouden. Op je eigen kompas, op je eigen benen. De reling is dat er geen reling is. Makkelijk om te begrijpen, maar zo moeilijk om steeds weer opnieuw te beoefenen.
Het is een voortdurend proberen om alles op te schudden om je niet vast te laten groeien in hoe het altijd gedaan is of hoe het zou moeten of wat er in de geschriften staat. Daarom dat zen ook voortdurend benadrukt: voorbij woorden en geschriften. Want die geschriften staan vol met allerlei regels en de dharma. Maar het gaat om de spontane improvisatie op dit moment in deze situatie. Vanuit niet weten. En dat steeds weer opnieuw beoefenen. En dat betekent steeds weer opnieuw bereid zijn om te mislukken. Om ernaast te zitten. Want je kan zeggen, zolang ik maar de regels volg weet ik zeker dat ik er niet naast zit. Dan kan niemand me iets verwijten. Maar als je voortdurend vanuit je eigen intuïtie een respons geeft, dan kunnen mensen je misschien wel wat verwijten. Want je hebt niets om op terug te vallen. Dus dat is een veel moeilijker beoefening. Maar in tijden van chaos en verwarring is dat eigenlijk juist wat nodig is. Want juist in dat soort tijden voldoen de oude regels niet meer.