5 september 2023

Ik heb voor dit najaar een boek uitgekozen voor de toespraken om meer te focussen op de zentraditie waarin wij ons bevinden en oefenen. Hoe moeten we zen eigenlijk begrijpen? Er zijn heel veel opvattingen over zen. Zen is leren mediteren. Zen is in het hier en nu zijn. Degenen van jullie die mij al wat langer horen, weten dat ik me wat fijner voel bij een meer Chinese benadering van de Zen, de Ch’an, en dat de Chinese wortels van de Zen traditie mij ontzettend interesseren. We hebben al een keer een studie sesshin gedaan over het boek van David Hinton, China Root, waarin hij schrijft over die Chinese wortels van Zen. Maar dit nieuwe boek van hem, The Way of Ch’an, is eigenlijk een hele geschiedenis van de Zen traditie vanaf het allereerste begin, waarbij hij de belangrijkste teksten uit onze traditie opnieuw heeft vertaald, maar dan rechtstreeks vanuit het Chinees. Veel vertalingen die wij krijgen zijn eigenlijk vanuit het Japans, omdat de Japanse Zen leraren het naar het Westen hebben gebracht. En vaak is het toch eerst naar het Engels vertaald en dan naar het Nederlands.

Dus dan hebben wij een soort derdehands, vierdehands teksten voor ons. Maar hij doet het rechtstreeks vanuit het Chinees. Als vertaler heb je natuurlijk sowieso dat je bij bepaalde termen een keuze moet maken. Het is nooit één op één dat je dit woord met dat woord kan vertalen, maar met het Chinees is dat misschien wel een extra groot probleem, want het is een beeldtaal. Het zijn karakters en zo’n Chinees karakter is eigenlijk nooit één op één te vertalen met één Nederlands of Engels woord. Het heeft altijd een soort context nodig. Je moet kijken naar de context waarin het gebruikt wordt om aan te voelen, oké, dit is wat het ongeveer betekent, want er zit als het ware een wolkje van betekenis omheen. En als vertaler moet je daar altijd één betekenis uit zoeken en die gebruiken. De Japanse Zen priesters die die teksten in hun traditie hebben opgenomen, en dan aan ons hebben doorgegeven, hebben specifieke interpretaties die zijn uitgegroeid tot: dit is waar zen over gaat. Bepaalde termen hebben een vaste betekenis gekregen. Maar David Hinton zegt dat er een andere laag van betekenis is, een Chinese laag van betekenis, die eigenlijk in die overgang naar Japan een klein beetje verloren is gegaan.

En daar legt hij steeds weer opnieuw de vinger op. En die laag van betekenis die verloren is gegaan, die heeft te maken met het taoïsme in China. Chinese Chan is heel sterk beïnvloed door het taoïsme en al die taoïstische begrippen zoals leegte en wu wei (niet doen), spontaniteit, en de Tao. Al die Chinese begrippen, die moet je eigenlijk ook door laten klinken in de Zen teksten. Dus hij probeert het op een hele nieuwe manier te doen. En daar komt toch wel een beetje een ander beeld naar voren van de Zen traditie. Een ander beeld van waar al die zen monniken en zenmeesters eigenlijk mee bezig waren, maar ook waar ze op uit waren. Wat nou eigenlijk het doel was van Zen. Je kan zeggen ja, het doel van zen is verlichting realiseren. Maar ja, wat is verlichting? En in het aanwijzen van die taoïstische elementen laat Hinton zien dat toen het boeddhisme naar China ging, dat dat niet gewoon een overgang was, maar een heel fundamentele verandering. Tussen het Indiase boeddhisme en het Chinees boeddhisme zitten grote verschillen. En wij zijn toch een beetje geneigd te denken, het is allemaal boeddhisme, of je nu Theravada hebt of Mahayana of Vajrayana, het Tibetaans boeddhisme. Dat zijn allemaal vormen van boeddhisme en dat zijn eigenlijk toch allemaal variaties op hetzelfde thema. Het thema is de Boeddha, de verlichting van de Boeddha, de leer van de Boeddha.

En dat thema is, met variaties in verschillende landen, iets aangepast aan de cultuur. Het boeddhisme heeft zich verplaatst van India naar China en naar Tibet en daarna naar Japan en al die andere landen en toen naar het Westen, en heeft al die culturen beïnvloed. Er is een beroemd boek dat heet The Buddhist Conquest of China. Dus met andere woorden, hoe het boeddhisme China veroverde. En dat boek vertelt het verhaal: “Het boeddhisme kwam uit India naar China en eerst kreeg het nog geen voet aan de grond. Maar het werd steeds invloedrijker en transformeerde de Chineze cultuur op toonaangevende wijze.” Dus dat was de boeddhistische verovering van China. Dat was zo’n beetje het verhaal in de academische kringen. Maar de laatste jaren zijn er steeds meer mensen die zeggen, misschien moet je het eigenlijk omdraaien. Misschien moet je spreken over de Chinese verovering van het boeddhisme. Dus in plaats van dat het boeddhisme de Chinese cultuur heeft getransformeerd, heeft de Chinese cultuur eigenlijk het boeddhisme opgeslokt. Dus China heeft het boeddhisme veroverd. Chinees boeddhisme is dan niet een variatie op een boeddhistisch thema, maar het is eerder omgekeerd. Je hebt de Chinese manier van denken en Taoïsme, Confucianisme en Boeddhisme zijn allemaal variaties op dat ene thema van de Tao. Dat staat centraal. Eigenlijk niet de Boeddha, hoewel de Boeddha natuurlijk in alle teksten wel centraal wordt gesteld. Maar eigenlijk staat de Tao centraal, de weg. Taoïsme, confucianisme en Chinees boeddhisme zijn allemaal verschillende manieren om uit te leggen hoe je de weg moet gaan. En je kan zeggen, die Chinese verovering van het boeddhisme, is het verst gegaan bij Ch’an. Het is bij de andere Chinese boeddhistische scholen minder, omdat ze nog heel sterk vasthielden aan de Indiase soetra’s en de teksten. Die zijn eigenlijk relatief nog meer met India verbonden. Die zijn ook nog traditioneler. Maar Ch’an zet zich heel erg af tegen die soetra’s en tegen de teksten. En daarom zeggen de Ch’an teksten altijd: een directe transmissie voorbij woorden en geschriften. Voorbij de boeddhistische leerstellingen eigenlijk. Het gaat om het rechtstreekse, directe inzicht. En vandaar dat we in de Zen verhalen zo vaak lezen: als je de Boeddha ontmoet, dood hem dan. Want het gaat er steeds om, wat is jouw antwoord, en niet, wat is het antwoord van de Boeddha. Dus in die zin kan je zeggen dat de Chan het verst gaat in het achterlaten van het boeddhisme. Het is gewoon een variant op het Chinese denken.

En wat is nu dat Chinese denken? Wat is dan die Chinese manier van in de wereld staan? Het eerste dat daaraan opvalt is dat het non dualistisch is. De Chinese benadering van de wereld kent eigenlijk niet het dualisme dat wij zo goed kennen: aan de ene kant heb je deze wereld om ons heen, het aardse leven, hoe we de dingen ervaren. En daartegenover, vaak daarboven, is de echte of ware wereld, hoe de dingen echt zijn. En dan is er vaak een grote kloof tussen de wereld die we om ons heen zien en de echte wereld. In de westerse filosofie wordt al sinds Plato geprobeerd om die kloof te overbruggen en te komen tot ware kennis, dat wil zeggen, waar inzicht in die echte wereld. In het Indiase boeddhisme heb je samsara, daar zitten we in gevangen, en nirvana. Het gaat dan om op de een of andere manier ontkomen aan samsara en daar voorbijstappen. En dat is een dualiteit. Dat is twee verschillende levels, twee verschillende werelden of misschien wel twee verschillende toestanden van bewustzijn. Maar het is allemaal dualistisch. Aan de ene kant dit en aan de andere kant dat. En het Chinese denken is non dualistisch. Dus het hele idee van twee soorten werelden of twee niveaus van de werkelijkheid, dat kennen ze helemaal niet.

Bij ons wordt de werkelijkheid vaak gezien als een gebouw met twee verdiepingen. En dan is de benedenverdieping de aardse natuurlijke werkelijkheid. De bovenverdieping is dan de hemelse bovennatuurlijke werkelijkheid. Mensen kun je dan onderverdelen in gelovigen of ongelovigen. Je kunt dan zeggen, wetenschap doet de benedenverdieping, en religie of godsdienst doet de bovenverdieping. Maar in het Chinese denken is het allemaal één ruimte. Er is geen bovenverdieping en onder verdieping, maar er is één kamer. Dus In de Chinese teksten lees je wel over hemel en aarde, maar het is deel van één werkelijkheid. En bovendien is het altijd met elkaar verweven. Zoals dat beroemde figuurtje van de yin en yang, het wit en zwart met een zwart puntje in het wit en een wit puntje in het zwart. Het is in elkaar verweven. Dus hemel en aarde kun je niet los van elkaar zien als verschillende regionen op verschillende plaatsen; dat is enorm dualistisch. Het is één werkelijkheid en die ene werkelijkheid die wordt aangeduid met de Tao. En je weg vinden in die ene werkelijkheid wordt ook aangeduid met het vinden van de Tao, dus dat is een beetje heel ambigu. Dus de Tao is zowel die hele werkelijkheid zelf als de weg vinden om door die werkelijkheid te navigeren. Het is allebei. Ja, als je dan Tao moet vertalen, dan moet je toch kiezen voor of de ene betekenis of de andere betekenis. En dan ga je al. Dus dit, deze manier van denken over de werkelijkheid is fundamenteel anders in China.

De Chinese cultuur kent dus een hele andere opvatting van de kosmos. De basis aanname is anders. Want als de werkelijkheid één is en ongedeeld en altijd verstrengeld, dan is het een werkelijkheid die je zou kunnen omschrijven met de metafoor van een weefsel. Iets dat met elkaar verweven is, een samenhangend iets. Dat is dan dus iets waar je altijd al in zit. Dus je kunt niet eventjes een stap uit dat weefsel maken om het even van buitenaf of bovenaf te bekijken. Dus wat wij westerlingen zo graag doen, even een stapje terug doen, vanaf een afstandje objectief kijken. Dat kan niet. Wij maken deel uit van het weefsel. Wij zijn een organisch geheel van dat weefsel. Dus als we het hebben over de werkelijkheid, dan heb je het ook altijd over jezelf. Dus ook in dat opzicht is het non dualistisch. Niet het dualisme van ik naast de werkelijkheid, maar non dualistisch, ik als deel van de werkelijkheid. Je kunt altijd alleen maar over de kosmos praten, de werkelijkheid, van binnenuit. De Belgische natuurkundige Thomas Hertog heeft een boek geschreven over het ontstaan van de tijd waarin hij vertelt over zijn samenwerking met Stephen Hawking om een kosmologie op te zetten.

Hawking is bekend om zijn werk over de Big Bang en over de het ontstaan van de kosmos en de tijd etc. En zij kwamen uiteindelijk tot de ontdekking dat de kosmologie ontwikkeld met een blik van buitenaf fout is. Je moet van binnenin beginnen. Want wij zitten altijd al in de kosmos. En toen ik dat las dacht ik, dit is een hele Chinese manier van benaderen. Altijd van binnenuit beginnen. Net als die ene werkelijkheid van de Tao, dat weefsel waar je deel van uit maakt waar je niet uit kan stappen. Dan kun je er dus nooit een objectief plaatje van krijgen. Een soort helikopterview van de Tao. Dat kan niet, want daar zitten we altijd in. Maar het betekent ook dat je dus nooit boven die Tao kan uitstijgen. Dus dat hele idee van transcendentie dat je op een verticale manier uitstijgt boven de alledaagse werkelijkheid naar iets hogers… Een Chinees zou zeggen, hoezo hoger? Waar ga je dan naar toe? Je kunt er niet boven uitstijgen. Het goede nieuws is, je kunt er dus ook niet uitvallen, want er zit geen bodem in dat web waar je dan per ongeluk doorheen kan zakken en dat je dan de afgrond instort.

Nee, je bent altijd ook gekoesterd door dat web. Je bent daarin ingebed, dus het is ook een dragend en steunend web. U kunt daar altijd op vertrouwen. Maar je kunt daar ook nooit aan ontsnappen. Het is ons thuis. Het is waar we in wonen. Van onze geboorte tot aan onze dood enn daarna. De voorouders maken ook deel uit van dat web. Dus zelfs dan kun je er niet aan ontsnappen. Dus dat is echt anders dan het Indiase denken over samsara. Want samsara is het rad van geboorte, dood en wedergeboorte. En het hele doel van het achtvoudig pad is om eraan te ontsnappen, om niet langer onderhevig te zijn aan dat rad. Om nirwana te realiseren. En waar nirvana dan is, daar waren heel veel filosofische bespiegelingen daarover. Maar in het Chinese denken is Tao iets wat werkt. Dat is niet iets zoals samsara waar je aan kunt ontsnappen of waar je los van kan komen of zou moeten komen, want het is iets heel natuurlijks. Er is ook niks mis met dat web of dat weefsel. Je kunt dat web of dat weefsel alleen op gezondere en ongezondere manieren bewonen.

Het is ons thuis, maar de manier waarop we daarin wonen kan meer gezond of meer ongezond zijn, harmonisch of minder harmonisch. Ik probeer een beetje te vermijden om te zeggen beter en slechter. Want dat hangt er helemaal vanaf wat de context is. Ik moest er wel eens om lachen dat je in de boekwinkel allemaal van die boekjes hebt van de Tao van dit en de Tao van dat, enzovoort. Maar dat past eigenlijk heel erg in de manier van denken. Bij de Tao van tennis kun je zeggen ja, er zijn betere en slechtere manieren om de Tao van tennis te belichamen. En bij de Tao van het onderhandelen kun je misschien ook zeggen: er zijn betere en slechtere. Maar die twee zijn niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. Het hangt er maar net van af met welk spelletje je bezig bent, of je met tennissen bezig bent, of met onderhandelen, of met kinderen opvoeden. Maar voor iedere context bestaat er een Tao. En binnen die context kun je zeggen, dat is beter of slechter, of vruchtbaarder, of minder vruchtbaar of harmonieuzer, of minder harmonieus. Effectiever, minder en verkeerd hangt dus van je doel af. Dus er is geen ultieme manier om te zeggen dit is de beste manier om de Tao te belichamen. Maar het hangt er maar net vanaf wat je doelstelling is met je specifieke bezigheid.

Daarom zijn er zoveel boekjes over de Tao van dit en die, in plaats van één boek over de Tao van het leven en hoe je moet leven. Er zijn zoveel verschillende aspecten. Dus met dat web wordt de vraag niet van hoe ontsnap ik eraan of hoe krijg ik het helemaal helder in beeld. Het leidt niet tot een soort waar inzicht in het web, of ware kennis over het web. Maar het gaat gewoon om hoe moet ik dat web navigeren, hoe moet ik me daartoe verhouden. Want we zitten er nou eenmaal in. Het op de juiste manier tot het weefsel verhouden wordt vaak met de metafoor resonantie uitgedrukt. Ik vind dat een hele mooie metafoor. Het woord wordt ook steeds populairder. Er is een Duitse socioloog, Helmut Rosa, die een dik boek heeft geschreven over resonantie en dat onze vervreemding in het Westen te maken heeft met een tekort aan resonantie. Wij resoneren niet meer met elkaar, met onze omgeving en onszelf. We hebben meer resonantie nodig. Dat is ook weer een hele Chinese manier van denken eigenlijk. Dus de Tao kun je niet leren kennen of ontstijgen, maar daar kun je mee resoneren. En eigenlijk is dat ook het doel van spirituele beoefening. Welke spirituele beoefening in China je ook doet.

Bij confucianisme gaat het dan veel meer om rituelen, zodat je de goede sociale verhoudingen hebt. En bij taoïsme gaat het heel vaak over het lichaam en gezondheid, of zelfs dat ze proberen om onsterfelijkheid te bereiken. Daar zijn spirituele praktijken voor. En in het boeddhisme gaat het over verlichting. Maar wat betekent verlichting in deze context? Ten eerste is het niet iets om te bereiken, maar iets om te realiseren. En ten tweede is verlichting dan iets wat te maken heeft met optimaal kunnen resoneren met dat web, met dat weefsel. In de Ch’an traditie wordt dat steeds heel sterk benadrukt. Dus je kunt zeggen, zen beoefenen is leren mediteren. Maar wat is mediteren dan? Nou, dat is dan niet een of andere aandachtsoefening of proberen in het hier en nu te zijn. En ook niet om een soort waar inzicht krijgen in hoe de dingen echt zijn. Leren mediteren houdt in dat je goed wordt in een bepaalde cultivering, zelf cultivering. En ik vind het woordje cultivering zo mooi. Want training, dat is nog dat je bepaalde spieren ontwikkelt of dat je bepaalde vaardigheden erbij krijgt. Maar het wordt cultiveren als je iets cultiveert. Denk maar aan bijvoorbeeld je tuin cultiveren. Dat betekent het heel vaak dingen doet, dat je onkruid weghaalt, dat je plantjes beschermt, dat je ze in de goede aarde zet, dat je ze snoeit. Dus het gaat om het creëren van de optimale omstandigheden waardoor iets uit zichzelf kan groeien en bloeien.

En dat groeien en bloeien, dat kunnen we niet rechtstreeks tot stand brengen, dat is natuurlijk. Maar we kunnen dat proces wel faciliteren door de ruis eruit te halen. Door alles wat er niet bijpast, steeds weer opnieuw te verwijderen, waardoor we het schoonhouden, waardoor we de ruimte bewaren. Dus zo beschouwd, kun je zen, diens beoefening, zien als, steeds weer opnieuw de ruimte openhouden. Niet invullen, steeds opnieuw alles leeg laten. Niet vol, zodat we de gelegenheid geven aan andere natuurlijke processen om zich in ons te voltrekken. Want wij maken altijd deel uit van dat web. In onszelf zijn er ontzettend veel uiteindes die eigenlijk voortdurend al aan het proberen zijn om zich met het web te verbinden. Allemaal contactpunten. Want als natuurlijk organisme zijn wij uit op verbinding. Dat is onze natuurlijke aard. Wij mensen zijn de enige diersoort die dat ook voortdurend kan saboteren. Andere diersoorten doen dat gewoon, maar wij zitten onszelf in de weg en we blokkeren dat zodat het niet uit de verf komt. Maar door steeds opnieuw de stilte in te gaan en als voortouw nemen, niets te veranderen, niets te verbeteren, door alles wat zich in ons afspeelt onbelemmerd zijn gang te laten gaan, kunnen die contactpuntjes en die verbindingen groeien. Het is een beetje zoals in de hersenen waar we van die neuronen en dendrieten hebben, en die groeien eigenlijk voortdurend. Daar zijn voortdurend nieuwe paden die ontstaan en nieuwe verbindingen die zich ontwikkelen.

En dat is ook zo met dat web en dat weefsel. Nieuwe aansluiting, splinternieuwe contactpunten. En in de zen beoefening cultiveren we die aansluitingen. Niet door zelf iets te doen, maar juist door steeds weer opnieuw ruimte te scheppen. Omdat we beseffen, dit proces, deze groei is niet van mij. Daarom ook dat we in de instructie zeggen, steeds minder ik. Hoe minder ik, hoe meer ruimte er is voor de Tao om zijn of haar gang te gaan. Binnen in ons.

In onze geseculariseerde tijd hebben wij de hemel grotendeels zo rigoureus geschrapt dat we eigenlijk vooral op en in de aarde leven en daar ook een hele beperkte materiële opvatting van hebben en daarin vastlopen. Dat is een verschraalde kleine opvatting van het aardse dat verrijkt kan worden door het grotere van taoïsme. In contrast tot die klassieke oude hemel en aarde die heel lang onze cultuur beheerst hebben, maar die er volgens mij bij heel veel mensen en heel veel subculturen helemaal niet meer zo is.

We hebben de hemel eerst op een afstandje geplaatst en daarna overbodig gemaakt. Nietzsche heeft daar een mooi fragment over dat wij die hemel eigenlijk steeds hoger en hoger hebben geplaatst, totdat hij zo hoog was dat hij helemaal uit het zicht verdween en wij er geen toegang meer toe hadden. En toen hebben we dat op een gegeven moment maar helemaal afgeschaft. Maar het begint al met het op een afstandje plaatsen. Want dat maakt het heel moeilijk om ermee te resoneren, om er direct contact mee te hebben, om er belichaamd contact mee te hebben. En wat als je het in het bovennatuurlijke plaatst? Ja, hoe moet je daar contact mee hebben?

We hebben eigenlijk eerst aarde en hemel van elkaar gescheiden. En toen is de hemel eigenlijk overbodig geworden. Maar daardoor zijn we met een heel verschraald beeld van de aarde overgebleven. Een heel armetierig beeld waardoor we ook enorm onvoldaan blijven. En wat onze behoefte aan betekenis en onze behoefte aan verbinding betreft, die kunnen we nergens meer kwijt.

Alle religies spreken over de verlichting en de hemel als iets dat je heel moeilijk kunt bereiken. In Ch’an wordt gezegd, het is er al. En de paradox is ja, het is er al, maar het komt nog niet zo uit de verf. Dus in die zin is het er ook nog niet. Want het is in potentie allemaal al aanwezig. Maar ja, net zoals met een tulpenbol. Dan kun je zeggen die tulp, die is er al. Maar we zien alleen maar de tulpenbol. Dus er is ook cultivering nodig om het zichtbaar te maken. Er is een cultivering nodig om het te laten groeien en manifest te maken. Dus dat is steeds de paradox, ook met de zen beoefening. Want het is er al, maar het moet nog wel ook uit de verf komen. Wij zijn het al, maar het komt nog niet zo uit de verf. Dus dat is het voortdurende spanningsveld en ook de reden waarom het zo goed is om steeds weer opnieuw met deze beoefening te beginnen. Om steeds weer opnieuw de ruimte te creëren zodat datgene dat er al is ook in de vorm kan komen. Zodat de wereld er ook wat aan heeft.

Om vrede te kunnen ervaren moet je jezelf ook bewust worden van je haatgevoelens. Vrede is te vinden door binnenin onszelf alles te omarmen. Dat maakt ook deel uit van deze beoefening dat je hier, ja, de stilte ingaat en niets wegduwt en niets op een afstandje houdt. En dan is er een mogelijkheid om vrede te ervaren. Maar vanuit de zen en beoefening is het dan nog belangrijker om het ook te manifesteren. Dus je kan het ervaren en dat is een vredig gevoel en een fijn gevoel. Maar waar de wereld op zit te wachten is mensen die het ook kunnen manifesteren. Je zou denken dat als je die vrede gaat voelen, dat je het dan ook meer gaat manifesteren en ook voor de omgeving. Helaas kan ik uit eigen ervaring zeggen dat ik ook nogal wat tegenvallers meegemaakt heb op het spirituele pad, wat teleurstellingen. Dat het blijkbaar mogelijk is dat mensen keer op keer diepe vrede ervaren. Maar dat het puur van binnen blijft. Dat ze dat gaan koesteren als een soort bijzondere ervaring, of dat zelfs gaan opsparen dat ze daar een soort consumenten in worden. Steeds maar weer zoeken naar meer ervaringen van vrede. En dat de mensen om hen heen die bijvoorbeeld met ze samenleven daar toch niet echt de vruchten van plukken. Dat zou niet moeten kunnen. Maar het gebeurt wel.