Linji is een van de zenmeesters uit de Chinese traditie die het meest bekend is geworden, en bepalend voor het beeld van Zen. Het hele idee dat zen maling heeft aan alle woorden en begrippen en ook aan het boeddhisme. Een van zijn beroemde uitspraken is: “Als je de Boeddha onderweg tegenkomt, dood hem dan.” Of: “Verlichting en ontwaken, dat zijn als palen om ezels aan vast te binden.” Dus dat soort boeddhistische begrippen, daar moest hij helemaal niks van hebben. In zijn onderricht benadrukte Linji, maak je nergens van afhankelijk en vooral niet van iets buiten jezelf, aan een voorbeeld of een model of een bepaald concept of een bepaald idee van dit is waar zen over gaat; geen enkel ankerpunt. Dat zie je ook in de verhalen over Linji. In zijn antwoorden probeert hij steeds om het ankerpunt bij mensen weg te halen, want ze proberen zich toch ergens te verankeren, één of ander houvast te vinden. Dat haalt hij voortdurend weg.
Er is een heel mooi verhaal over toen Linji op sterven lag en op het punt stond om de laatste adem uit te blazen en hij een opvolger aangewezen had. Hij vroeg aan die opvolger, hoe ga jij de leer nou verder brengen? Hoe ga jij mijn legacy getrouw blijven? Hoe ga jij het verder brengen? Hoe ga jij zen vormgeven? Hoe ga je dat inzicht vormgeven? Wat ga je doen? Als iemand aan jou zou vragen wat is zen of waar gaat zen over, wat zou jouw antwoord zijn? Het zal je maar gebeuren. Je meester ligt op sterven. Je bent de aangewezen opvolger, degene die het weet en dan moet je iets te melden hebben. Dan moet je een antwoord geven. Die opvolger, die wist natuurlijk wel ik moet niet aankomen met een of ander boeddhistisch antwoord van, zen gaat over het einde van het lijden of, zen gaat over het achtvoudige pad. Hij wist, nee, dat moet ik echt niet doen. Wat een dilemma. Want wat doe je? Wat de opvolger besloot is, want hij had het heel vaak meegemaakt bij Linji dat mensen naar Linji kwamen en vroeger waar gaat zen over? Dan had hij altijd gezien dat Linji nooit een conceptueel antwoord gaf. Maar Linji slaakte gewoon een enorme kreet, die door merg en been ging, in plaats van het uit te leggen. Dus wat deed de opvolger? Hij slaakte een enorme kreet. Linji die zuchtte teleurgesteld en zei: “Ik heb mijn lering in handen gegeven van een goedkope, tweederangs imitator.” Toen blies hij de laatste adem uit.
Dus wat de leerling niet aandurfde was om zijn antwoord te geven. Misschien was dat wel een einde maken aan het lijden of compassie beoefenen of wat dan ook. Als het maar zijn eigen originele persoonlijke antwoord was geweest dat diep van binnen komt. Maar in plaats daarvan koos hij ervoor om dat te doen waarvan hij dacht, dat valt wel bij de meester in de smaak, dat zal de meester wel behagen. Dat is nou juist niet wat Linji wilde. Die wilde dat hij zijn eigen mannetje zou staan. Dat hij zijn eigen antwoord had. Zo zijn er veel mooie verhalen over Linji.
Maar waar ik het vanavond over wil hebben is een van de uitspraken die hij vaak deed: “Wees als iemand die niets te doen heeft.” Dat kan je op verschillende manieren uitleggen. Wees als iemand die niets te doen heeft. Het betekent ook weer, richt je op geen enkel ankerpunt, stort je in geen enkel project, maak van je beoefening niet een project richting de verlichting. Maak er geen zelfverbeteringsproject van en zelfs geen compassieproject en zelfs geen bodhisattvaproject. Want bij een project heb je een stip aan de horizon waar je naartoe werkt. Dan heb je iets te doen. Dan kun je aan de bak. Maar wees als iemand die niets te doen heeft. Daar klinkt ook weer dat zwerven vrij en blij door van Chuang Tzu, dat taoïstische spontane zwerven. Wat er ook in doorklinkt, dat is de Wu Wei. We hebben het hier al vaker over gehad, over Wu Wei. Meestal vertalen we dat als niet doen of nietsdoen. Maar wat we hebben gezien met dit boek van David Hinton is dat je Wu ook kunt vertalen als de grondeloze dimensie, het grondeloze web waar we allemaal in zijn ingebed. De bron van het bestaan. Dan betekent Wu Wei handelen vanuit Wu. Handelen in verbinding met Wu. Dus wees als iemand die niets te doen heeft. Dat zet mij nog steeds af en toe aan het denken. Hoe kan je dat nu vertalen naar vandaag de dag?
Toen kwam ik een boek tegen wat ik gelezen heb tijdens mijn vakantie in Hurghada in de all inclusive aan het zwembad. Het boek ging over verveling. Het was een voorbeeld van boardroom studies. Dat is in Amerika een nieuwe tak in de academie, boardroom studies, de academische bestudering van de verveling en de filosofie van de verveling en hoe verveling ook in het onderwijs meer een rol zou moeten spelen. Die man die zei over verveling, als wij het hebben over verveling, dan zijn er eigenlijk twee soorten verveling. Het eerste is een situationele verveling. Een situatie is saai en we vervelen ons. Je gaat naar een feestje en alle gesprekken zijn een beetje blabla. Niet erg interessant en je vermaakt je wel, maar achteraf ga je naar huis en dan denk je, wat was dat vervelend. Eigenlijk heb ik me verveeld vanavond. Ik ben het wel doorgekomen maar ik heb me verveeld. Dus dan is de situatie vervelend. Een ander voorbeeld is een saaie lezing waarvan je denkt ik zit ernaar te luisteren, maar eigenlijk verveel ik me. Maar dan is er ook nog een ander soort verveling, een existentiële verveling. Een verveling waarbij je het gevoel krijgt, ik zou dit kunnen doen en ik zou dat kunnen doen en ook dat kunnen doen. Maar ja, het is allemaal om het even. Waarom zou ik? Het ontbreekt me aan de puf en de passie om al één van die mogelijkheden aan te grijpen. Dat is een ander soort verveling. Een wanhopige soort van verveling die ook met een soort wanhoop gepaard kan gaan. Kierkegaard heeft daar ook veel over geschreven, over wanhoop, despair. Meestal worden we in ons leven heel goed in het creëren van allerlei trucs en kunstjes en het maken van allerlei constructies om verveling te vermijden. Om te vermijden dat we verveeld raken. Tegenwoordig met je telefoontje en met social media, hoef je je nooit meer te vervelen, want je kan altijd beginnen met scrollen of kijken of er nog nieuws is of je e-mail checken. Als je dat zelf niet doet, dan krijg je wel allemaal berichten dat er van alles om je aandacht vraagt. Dus vervelen, daar hebben wij een uitgebreid arsenaal voor van boredom avoidance activities, verveling ontwijkend gedrag. Vaak brengen we onze tijd door met als het ware het springen van de ene naar de andere schots om maar te ontsnappen aan die ervaring van verveling. Die ligt altijd op de loer, als een soort zwaarte die we dan wel voelen, maar die we toch een beetje op afstand kunnen houden. Soms dan lukt het niet en dan vallen we ten prooi aan de verveling. Dan proberen we zo snel mogelijk daar weer aan te ontkomen. Die pendelbeweging, die hebben wij voortdurend omdat we aan verveling willen ontkomen. Verveling kan ook iets positiefs voor ons betekenen. Verveling kan ons ook helpen om te navigeren door dat web, omdat je namelijk in die staat van verveling even niks te doen hebt, is er even niet een standaard route, een standaard respons, een standaard antwoord. Je bent even ontregeld. Je bent eventjes van de leg, even uit evenwicht en dat is heel goed. Dat kan ook heel goed zijn. Want dan heb je even niets te doen. Je ankerpunt in je projecten en je dingetjes dat is even weg. Dus verveling kan ons ook helpen.
In de traditie van de mystici stond verveling bekend als een van de zeven hoofdzonden, de acedia. Dit komt van de woestijn monniken in de Egyptische woestijn, ik heb nog aan ze moeten denken toen ik in Hurghada aan het zwembad lag, die hadden allerlei vijanden. Die hadden angst en woede en twijfel en trots, maar de vijand die ze het meest vreesde was de acedia, die zo vaak zo’n beetje rond het midden van de dag de kop opstak. Dat is een soort rusteloosheid, een soort van nergens zin in hebben, nergens puf in hebben en het dan maar even laten vieren. De aandacht even laten verslappen of de mindfulness even laten verslappen. Het gevaarlijke van die acedia is, als je last hebt van woede, dan weet je het wel. Dat kun je voor jezelf moeilijk ontkennen. Maar die acedia, die is geniepig. Die sluipt erin. Het is gewoon een soort rusteloosheid. Dat wordt in de teksten van de mystici ook heel mooi beschreven van Evagrius die zegt, de monnik die ijsbeert op en neer in zijn hut. Hij gaat voor de derde keer in 5 minuten kijken of er misschien iemand aankomt die op bezoek komt, boredom avoidance gedrag. Ze hadden natuurlijk geen smartphone, maar de essentie is hetzelfde. Die ongedurigheid, die onrustigheid, de acedia, dat is enorm belangrijk om mee te beoefenen. Daarom zien we ook in de teksten van de mystici allerlei manieren van beoefening om met acedia om te gaan omdat het een van de meest geduchte vijanden is. Het werd ook wel de noon devil genoemd, de twaalf uurs duivel die rond 12.00u de kop opsteekt. Gevaarlijker dan angst of boosheid want het is even een momentje waarop het misschien even stilvalt. Waarin er ook wat minder te doen is. We kennen ook allemaal het spreekwoord van ledigheid is des duivels oorkussen. Dat is een gevaarlijk moment. Dan kan er onrust komen en dat vraagt om wakkerheid, om waakzaamheid. Vaak is het zo dat we dus die verveling of proberen te vermijden, of uit te stellen door maar van alles te doen. Of we berusten erin en we zakken erin weg. Dan vallen we ten prooi aan de verveling en misschien de wanhoop. Vaak ontdekken we dat pas als het te laat is. Dan zijn we er langzamerhand ingerold. Het is voor ons heel moeilijk om daarmee om te gaan, om daar een weg in te vinden. Het is voor ons heel moeilijk om niks te doen te hebben en aan de andere kant verlangen we daar ook naar en wordt dat ook vaak aangeprezen. Ook in de reclame en in de marketing, als je op vakantie bent heb je lekker even niks te doen, het Zwitserleven gevoel. Die reclamespotjes die verheerlijken dat. Maar het is eigenlijk vreselijk. Maar als iets om naar uit te kijken, naar te verlangen, is het heel mooi.
David Wallace heeft een mooi boek geschreven over een cruise van zeven dagen. Hij besloot om zelf eens op zo’n cruise te gaan en daar een boek over te schrijven, over zijn ervaringen. Die cruise wordt ook geadverteerd met, gun het jezelf om een week lang absoluut niets te doen. Wij doen alles voor je. Je wordt helemaal tot in de puntjes verzorgd en je hoeft alleen maar te ontspannen. Je hoeft alleen maar te doen wat je al een hele lange tijd niet meer hebt gedaan, namelijk absoluut niets. Dus David Wallace die gaat dat doen. Hij ontdekt natuurlijk tijdens de cruise dat het helemaal niet makkelijk is. Want al na drie dagen gaat hij zich ergeren aan die ober die dan net iets te lang er over doet om hem een drankje te brengen en dat die 24 uurs verzorging soms even wat langer duurt dan hij zou willen. Hij gaat zich ergeren aan zijn medepassagiers, of ze zijn te luidruchtig of het is… Kortom het werkt helemaal niet. Op die manier absoluut niets doen is een soort van alles uit handen geven. Dat werkt niet. Met andere woorden niets doen vraagt heel veel. Het boek gaat dan over een derde weg, dus tussen voortdurend proberen te vermijden en erin zinken. De derde weg noemt de schrijver de contemplatieve praktijk. De praktijk van contemplatie. Dat vond ik wel mooi, want dat verwijst naar de zen praktijk alhoewel hij die niet met name noemt. Maar de contemplatieve praktijk is de voortdurende beoefening van zijn als iemand die niets te doen heeft. Dat betekent dus niet dat je moet proberen om niks te doen. Want dat is niet zijn als iemand die niks te doen heeft. Het is een bepaalde zielstoestand, zou je kunnen zeggen, een geestestoestand, een onbezorgde, onbelemmerde geestestoestand. Het heeft niks te maken met hoeveel actiepunten je die dag op je lijstje hebt staan. Het gaat om een geesteshouding. Dat is een voortdurende oefening die ook veel met zelfzorg te maken heeft. Het woordje acedia betekent ook letterlijk a-cedia van a-kedos en dat betekent geen zorg. Een tekort, een gebrek aan zorg. Dus acedia, verveling is eigenlijk een gebrek, een tekort aan zelfzorg op dat moment. Je laat het even gaan. Je laat het even slippen en voordat je het weet word je weggetrokken in een soort onrust en in een soort bepaalde staat van geest. Dus de beoefening is om je niet te laten wegtrekken en om voortdurend die zelfzorg te blijven bevestigen. Dat je gewoon in het gevoel van leegheid en verveling gaat zitten. Dat je voelt hoe het is en dat je ook voelt hoe die drang in jou is om te willen weggetrokken worden. Dat vanuit een ontspanning met net het begin van een glimlach omarmen is contemplatieve beoefening. Nogmaals, het heeft er niks mee te maken met hoe druk je het hebt. Het is een innerlijke houding.
Op het eind noemt die auteur drie dingen die je daarbij kunt cultiveren. Het eerste is leerling worden. Dus dat je voor jezelf steeds weer opnieuw dat oprechte voornemen bevestigd, wat we ook zeggen in de meditatie instructie, steeds weer opnieuw. Dat voornemen niets te veranderen, niets te verbeteren, alles zo laten. Dus dat is je eigen leerlingschap steeds weer opnieuw voeden en bevestigen en je beoefening verzorgen en voeden. Het tweede wat hij zegt is een geest van studie cultiveren. Hij bedoelt niet het studeren van feitjes of informatie of boeken lezen, maar steeds weer opnieuw ook jezelf bestuderen van hoe werkt het eigenlijk? Hoe word ik weggetrokken? Waardoor word ik weggetrokken? Wat is die zwaarte in mij? Hoe voelt dat? Wat zijn de constructen die ik in mijn leven heb aangeleerd om me daartegen te wapenen en te beschermen? Zonder oordeel. Niet van, je mag geen constructen hebben. Maar gewoon vanuit een interesse en belangstelling voor hoe doe ik dat? Wat zijn mijn verveling vermijdende activiteiten. Hoe doe ik het? Want we hebben daar allemaal een soort repertoire in ontwikkeld. Dat is niet fout of slecht. Een geest van studie betekent dat je oprecht geïnteresseerd bent in hoe doe ik dat? Het derde punt wat hij noemt is om je je inzichten te herinneren. Er zijn momenten in onze beoefening, en vaak is het tijdens een sesshin, maar het kan ook op andere momenten dat we even iets nieuws zien of dat we dingen op een nieuwe manier zien, dat er even wat opengaat. Ik hoor dat heel vaak op studiesesshins dat mensen voelen, nu voel ik het anders en nu opent het zich en heb ik een ander perspectief. Daarna gaat het weer heel snel ook verloren in de veelheid van dingen in alledag. Dus hij zegt het derde aspect van een contemplatieve praktijk is dat je je die inzichten ook herinnert, dat je die ook koestert, dat je een manier vindt om dat te koesteren. Ik ben net klaar met het uitschrijven en uitwerken van alle toespraken van die sesshin, dus die ga ik toesturen aan de deelnemers. Hopelijk gaat dat ook een beetje helpen om dat levend te houden en terug te brengen in de herinnering. Dus het is belangrijk om je je inzichten te herinneren. Soms heb je van die doorkijkjes, van die vergezichten. Ik weet dat ik altijd zeg, aan het einde van een sesshin, als je inzichten hebt gehad, laat ze vooral helemaal los. Dat is waar, maar het andere is ook waar. Het is ook iets kostbaars. Iets wat een doorkijkje biedt om er op een andere manier mee om te gaan en om op een andere manier te ontdekken. Wat voor geesteshouding is dat? Hoe voelt dat? Daar vertrouwd mee te raken. Dat is wat ik met jullie wilde delen vanavond over Linji en over het zijn als iemand die niets te doen heeft.