Vandaag ga ik vertellen over Yunmen, Meester Wolkenpoort. Yunmen leefde in de achtste, negende eeuw. Hij is de laatste van de grote namen van de zenmeesters uit de Tang dynastie in China. Deze tijd wordt altijd een beetje gezien als de gouden tijd van de zen met de grote helden van de zen. Het is maar de vraag of dat echt zo was. Waarschijnlijk niet, maar zo wordt het geromantiseerd in de Zen traditie. Later wordt zen veel groter en komen er grote zen kloosters. Dan zie je dat de Zen monniken vooral gaan mediteren op de woorden en daden van de oude zenmeesters uit de gouden tijd. De rol van die zenmeester wordt dan overgenomen door de koan verzamelingen. Maar dit is nog één van de laatste grote meesters. Hij lijkt een beetje op de zenmeesters die we eerder hebben besproken: Mazu, Huangbo, Linji, Zhaozhou en dus nu Yunmen. Dit zijn allemaal zenmeesters die lak hebben aan concepten en aan boeddhistische opvattingen. Het zijn wilde jongens die staan voor de wilde zen, de onaangepaste zen. Zoals de andere zenmeesters vestigde Yunmen zich op een berg en de berg heette Yunmen. Dus de berg heette Wolkenpoort. We zagen dat al eerder bij Hanshan: Koude Berg, die ging wonen op de Koude Berg. Hij schreef dan ook over koude bergen en soms was het niet duidelijk, bedoelde hij nu zichzelf of bedoelde hij de berg? Dat liep door elkaar heen. Hij was de berg geworden en de berg was hem geworden.
Dat geldt voor Yunmen ook. Die berg heette de Wolkenpoort, maar hij was zelf ook Wolkenpoort. Een berg in China staat voor de wildernis. Je staat voor het einde van de beschaving, van de civilisatie. Je gaat voorbij de gebaande paden. Dat is waar de berg voor staat. Je had op die bergen van die poorten die bepaalde paadjes dan wel of niet afsloten. Als de poort open was, dan kon je erdoor. Maar als die dicht was moest je omkeren en dan kon je niet verder. Zo’n poort is ook een soort grens. In de zen traditie wordt dat tot een soort symbool voor de grens tussen het bekende en het onbekende. De grens tussen het gebaande en het ongebaande, het ingekapselde en het wilde. Het is steeds opnieuw een poort waar je doorheen moet. Steeds opnieuw gaat het om het doorbreken van wat je al kent en wat je al weet en hoe je al denkt. Door de poort gaan betekent de weg vinden naar de wildernis, naar de wildheid. Die poort, die zit in ons. Die zit vanbinnen. Maar je zou ook kunnen zeggen die poort, dat zijn wij. Wij zijn die poort. Om door die poort heen te gaan, moeten we ook door iets heen in onszelf.
Zenmeester Yunmen stond erom bekend dat hij vaak vragen die hem werden gesteld kon afdoen met één woord of één lettergreep, een Chinees karakter, en dat was het. Dat sneed er dan helemaal doorheen. Het is bijna nooit dat hij dat zorgvuldig uitlegde en even een duidelijke uitleg gaf, maar het was gewoon één woord en daarmee sneed hij door de bullshit heen. Hinton geeft daar een paar mooie voorbeelden van. Meester Yunmen ging een keer zitten om een dharma toespraak te geven. Hij bestijgt dan een platform. En de monniken? Die zitten af te wachten. Hij is stil voor lange tijd. Dus de anticipatie die steeg tot grote hoogte. Toen zei hij: “Hoe die onzichtbare bron van de weg, dat veld, hoe dat zich van moment tot moment steeds weer opnieuw ontvouwt en manifesteert, daar kun je niet over praten. Want hoe meer je dat gaat proberen uit te leggen of zichtbaar te maken, hoe meer dat mislukt. Zelfs als je het glashelder weet te beschrijven. Dan leidt het toch tot allerlei andere paden, zijpaden en omwegen. Dat zit gewoon besloten in het gebruik van woorden en het gebruik van een uitleg. Hoe meer woorden dingen analyseren en uit elkaar halen, hoe erger het wordt. Dus hier zitten we dan. Midden in deze dharma toespraak en het is hopeloos.” Dat was het einde van zijn toespraak.
De monniken die daar in de kloosters waren, waren vaak rondreizende monniken. Die gingen van leraar naar leraar om te kijken van, wat zou deze meester antwoorden op deze vraag? Wat is volgens hem de betekenis van zen? Een beetje zoals mensen vandaag de dag ook van de ene workshop naar de andere gaan en ieder weekend een andere workshop doen. Zo was dat toen ook, dat is niks nieuws onder de zon. Yunmen zegt: “Jullie gaan maar shopping around en jullie denken dat er bij iemand iets te halen valt. Maar er valt niks te halen. Toen ik een jonge pelgrim was en ook van klooster naar klooster ging, toen waren er genoeg wijze mannen die het prima vonden om mij te onderrichten en mij dingen uit te leggen en mij uit te leggen waar zen over gaat. Ze waren niet slecht. Ze hadden een goed verhaal. Maar op een gegeven moment besefte ik wat voor een grap het was. Vandaag de dag zijn er allerlei heremieten, allerlei monniken die doen alsof. Waarom gaan jullie hen niet zien? Want waar zijn jullie naar op zoek hier? Wat voor een shit zijn jullie naar op zoek?” Toen pakte hij opeens zijn staf en joeg hij alle monniken weg en zei “Sodemieter op!” Dat was ook weer het einde van de toespraak.
Er zit iets heel dubbelzinnigs in. In de dharma les wordt hij verwacht om iets uit te leggen en dat weigert hij omdat hij beseft, hoe meer ik het ga proberen uit te leggen, wat natuurlijk de andere boeddhistische leraren doen, hoe meer ik de monniken op een dwaalspoor breng. Want iedereen wil iets vinden, iedereen wil iets in handen hebben en wil ergens naar toe, wil ergens komen. Iemand vroeg hem: “Wat is het hart van de leer?” En hij zei: “Geen vraag, geen antwoord.” Met andere woorden zodra er al een vraag naar boven komt, dan lok je een antwoord uit. Dan is het spel begonnen, dan is het spel op de wagen. Dus hij weigert om zijn leerlingen iets in handen te geven. Het ironische is natuurlijk dat dat allemaal keurig en braaf werd opgeschreven door de leerlingen en honderden jaren later werd vereerd als, kijk eens wat een mooie dharma van Yunmen, die juwelen die hij dan zo prachtig weet uit te drukken. Kijk, geweldig! Hij joeg zijn studenten de tempel uit! Dat is dus iets heel ironisch.
De paradox is een van de kernen van de zen benadering. Die grote leraren probeerden altijd de paradox te bewaren en te zorgen dat je daar nooit uitkwam. Dogen probeert het ook voortdurend te bewaken. Als het te logisch dreigt te worden, dan maakt hij er een extra slag omheen. Want als het een logisch verhaal wordt, dan klopt het niet meer. Dan kun je niet door die poort heen. Het punt is, iedereen is op zoek naar iets, wil iets realiseren. Bij wijze van spreken, iedereen is bezig om een berg te beklimmen. We willen allemaal een stukje hoger komen, verder komen, iets meer opschieten. Die zenmeesters die allemaal op een berg wonen of die de berg zijn, die weten dat de top niet beter is dan de vallei. Dat het er niet om gaat om steeds hoger te komen. Dus die zwerven gewoon rondom die berg heen, zwerven vrij en blij en komen dan steeds die poorten tegen waar ze doorheen gaan. Maar zij hebben niet het idee dat ze ergens naar toe moeten, dat ze iets moeten bereiken of iets moeten actualiseren. Ze hebben geen ambitie, ze hebben geen wens.
Hoe zit het dan met de gelofte aan de mensheid van Hisamatsu, die wij reciteren? Die spoort ons aan om onze gaven ten volle te ontplooien. Dat lijkt wel een paradox! Hisamatsu leefde in Japan in de vorige eeuw. Zijn gelofte aan de mensheid is zijn poging om die paradox weer in ere te herstellen omdat hij vond dat het te weinig paradoxaal geworden was. De zen traditie in Japan was tot een soort van passiviteit, niets doen, afgezakt: het gaat erom dat je niets moet willen, dat je geen ambitie moet hebben, dat je moet zijn als iemand die niets te doen heeft. Dat klopt, maar als jij bent als iemand die niets te doen heeft, dan schept het tegelijkertijd een enorme ruimte in jou, om enorm veel te doen te hebben. Om om je heen te kijken en te zien hoeveel er moet gebeuren, hoeveel er niet in orde is. Dan heb je de vrijheid om totaal aan de bak te gaan. Dat is die andere kant. Ik heb het soms over de spagaat. De zen traditie is die spagaat tussen aan de ene kant, wees als iemand die niets te doen heeft. Dan denk je, dan kan je lekker achterover gaan zitten. Aan de andere kant heb je die Bodhisattva gelofte, Kuanyin, de grote compassie waarbij er iets door jou heen komt, waarbij jij het voertuig wordt van iets dat zich wil manifesteren door jou heen. Maar dat kan alleen maar als je zelf geen ambitie meer hebt. Dat is de paradox. Dus als je geen ambitie meer hebt, dan ben je beschikbaar om een enorm voertuig te worden voor een andere kracht, voor compassie, die zich kan manifesteren.
Dat is ook weer de spagaat met Yunmen. Want hij zegt tegen zijn leerlingen: “Sodemieter op! Wat zijn we hier aan het doen? Dharma les is zinloos en ik kan het net zo goed niet doen.” Maar hij doet het al veertig jaar lang, elke dag weer. Dat is grote compassie. Waarom ging hij niet gewoon rustig als een kluizenaar ergens met pensioen? Als het toch niet helpt? Hisamatsu zegt: “Wat je ook doet, het werkt niet. Wat ga je doen?” Die spagaat, die paradox, die spanning, die moet er steeds zijn. Het punt is, als je te veel de kant op gaat van, het maakt allemaal toch niet uit, dan ben je niet door de poort heen. Maar omgekeerd, als je gaat proberen de wereld te verbeteren en je denkt ja, ik moet compassievol zijn. Daar wringt ook iets, want dan ben je te ambitieus. Dan wil je dat zelf nog te graag. Dan vind je dat zelf nog te belangrijk. Dus je kan alleen maar alle levende wezens bevrijden als je dat zelf totaal niet belangrijk vindt. Dat doet denken aan Meister Eckhart, die heeft ook voortdurend die paradox en die spagaat. Dus het is enorm moeilijk. Probeer dat maar eens, om je in te zetten voor de wereld door de gelofte aan de mensheid, maar tegelijkertijd dat totaal onbelangrijk te vinden. Probeer dat maar eens. Dat kan niet, dat is een poortloze poort.
Is dat hetzelfde als niet gehecht zijn aan het resultaat? Ja, dat is bijvoorbeeld de karma yoga uit de Bhagavad Gita. Je doet het wel, maar of het resultaat heeft, daar ga je niet over. Daar ben je niet gehecht aan. Het gaat erom dat het resultaat echt onbelangrijk is. Want als je het wel belangrijk gaat vinden, dan ga je onherroepelijk proberen de top van de berg te bereiken. Dan ga je onherroepelijk de bietenbrug op.
Rutger Bregman, die het boek schreef: De meeste mensen deugen, heeft nu een stichting opgericht om morele ambitie te bevorderen. Dus daar heb je die paradox weer. Morele ambitie? Bestaat er zoiets als morele ambitie? Kun je morele ambitie hebben? Hij zegt: “De meeste mensen zijn moreel lui.” Dus je moet op de een of andere manier een spagaat zien uit te houden tussen morele luiheid, onverschilligheid en morele ambitie. Dat is waar Yunmen het over heeft.
Het beeld van de spagaat dat roept in je op, je moet het gewoon zien uit te houden, dat ongemak. Het is niet logisch en het klopt niet. Het is paradoxaal, je moet het uithouden. Maar het beeld van de poort is een ander beeld. Je gaat ergens doorheen, het is een soort passage. Het is niet, je gaat door de poort heen en dan kom je in de spagaat terecht. Het zijn twee verschillende beelden. Het zijn twee verschillende woorden die allebei iets oproepen. Het ene roept op het uithouden, het allemaal omarmen en er niet van weglopen. Dat is een heel statisch beeld. Blijf waar je bent, loop er niet voor weg. Ga het niet uit de weg. Het andere beeld is dynamisch. Je moet ergens doorheen. Er moet wat gebeuren en je moet ergens terecht komen wat een onbekend land is. Dat is enorm belangrijk, ergens terechtkomen in een onbekend gebied dat jij niet kent en wat niets te maken heeft met je verleden en met je opvoeding en met je voorbereiding. Dus waar je ook op geen enkele manier op voorbereid kan zijn. Iets wat niet in het verlengde ligt van wat er daarvoor is gekomen. Iets fundamenteel onbekends, een hele andere manier van zijn. Dat is het dynamische. Dat je de houvast loslaat. Maar ook dat je ergens doorheen breekt. Dat er iets opengaat. Die elementen zijn allebei belangrijk.
Later, als zen naar Japan gaat, dan ontstaan er twee scholen. De Soto school van Dogen en de Rinzai school. Die benadrukken allebei deze twee verschillende beelden. Dus Dogen is alleen maar zitten. Dogen is dat beeld van de spagaat. Je hoeft niks te doen, je houdt het uit, je blijft erbij, je hoeft niks te doen, alleen maar zitten. De Rinzai school die zegt, je moet gaan zitten met de koan, met Mu. Je moet ergens doorheen breken. Dat is dat dynamische. Dat zijn de twee scholen van zen die elkaar voortdurend, een beetje zoals de katholieken en protestanten, in de haren vliegen. Waarbij de Rinzai mensen zeggen tegen de school van Dogen, jullie zitten alleen maar, dat is zandzakken zen. Veel te passief, veel te statisch. Er moet wel wat gebeuren. De school van Dogen zegt tegen de Rinzai, in jullie benadering is het veel te gevaarlijk dat mensen ambitieus gaan worden. Dat ze toch iets gaan willen bereiken. Dat ze denken, als ik maar genoeg koans doe, dan kom ik wel boven op die berg.
Er is één hele beroemde koan waar ik vandaag aan moest denken en dat is: als je boven op een tien meter hoge paal bent aangekomen, wat is dan je volgende stap? Als je daarmee gaat zitten dan kan dat je helemaal overhoop halen. Want die hele benadering van, ik moet iets erbij krijgen, ik ga steeds meer inzichten bij elkaar sparen en dan kom ik er, die valt dan in het water. Want oké, dan ben je er gekomen. En wat dan? Wat ga je dan doen? Dus er moet wel iets gebeuren, er moet iets veranderen, er moet iets radicaal wakker worden. Er moet een soort radicale transitie van het bekende naar het onbekende plaatsvinden.
Het mooie is dus, die twee scholen benadrukken allebei een deel van de spagaat. Alleen maar zitten en tegelijkertijd dat dynamische, door de poortloze poort heengaan. Daarom dat wij ook reciteren, hoe talloos de poortloze poorten ook zijn, ik beloof ze binnen te gaan. Onze beoefening is niet alleen maar van, we houden alles uit en we doen niks, alleen maar zitten en we maken overal ruimte voor. Maar er zit ook iets heel dynamisch in, door die poort heen. Hoe doe ik dat? Kom ik bij iets totaal nieuws uit? Hoe kom ik vanuit het bekende in de wildernis uit? Dat is ook belangrijk.
In de vorige studiesesshin had ik het precies hierover en toen zei ik, als je het maar uithoudt, dan breek je er doorheen. Maar je kunt ook zeggen je bent pas echt in staat om het uit te houden als je er doorheen breekt. Want anders is het niet te doen om het uit te houden. Maar je kunt pas echt alleen maar zitten als je die poort door bent. Dus je moet ook steeds opnieuw die poort door, want anders kun je niet alleen maar zitten. Dan ben je iets anders aan het doen. Dan ben je ook in je zitten toch nog onderweg naar iets anders, heel stiekem. Dus dat dynamische en dat statische vooronderstelt elkaar. Het zijn allebei aspecten en je kunt het mooi vatten in het beeld van de poort en het beeld van de spagaat. Die zijn niet compatibel, maar je hebt die beelden allebei nodig.
Het is net als, licht is een deeltje en het is een golf. Het zijn twee manieren om het te begrijpen. Ze zijn allebei waar, maar je kunt ze nooit allebei tegelijkertijd waarnemen. Dit is een beetje een vergelijking. Beide metaforen, beide woorden doen ertoe, maar ze roepen hele verschillende dingen op.
Ik heb het vaak over het resoneren met het web en Hinton heeft het ook vaak over dat resoneren. De zenmeesters die zeggen heel vaak, resoneer met het web. Maar ze zeggen nooit hoe je dat moet doen. Want daar kun je geen instructie voor geven als je gaat proberen om te resoneren. Dat gaat niet werken. Dus dat is als het ware een eindresultaat. Resoneren, dat is bevrijding. Voor dat resoneren heb je aan de ene kant een enorm grote container nodig en dus dat je alles kan laten zijn zoals het is. Dat je nergens voor wegloopt. Dat je alles kan omarmen en laten zijn. Dat is ook die spagaat dat je er allemaal ruimte voor maakt. Maar tegelijkertijd is het voor dat resoneren nodig dat je de wildernis ingaat. Want dat resoneren, dat heeft ook te maken met voorbij je grenzen gaan, voorover leunen. Dus dat is ook iets heel actiefs. Het is zowel passief ruimte maken, alles omarmen. Maar het is ook iets actiefs, een soort gerichtheid.
Is het door het afleggen van je ego dat er ruimte ontstaat? Ja, dus, steeds opnieuw als je dat herkent, die dingen in jezelf die dat eigenlijk niet willen, die niet willen omarmen. Dat je daar steeds opnieuw zegt nee, ik maak er wel ruimte voor. Je dingen van het ego die dan opkomen, die leiden vaak tot een soort vernauwing. Ruimte maken, dat betekent minder vernauwing en meer verbreding, verruiming. Dus dat is dat vergroten van je beschikbaarheid.
Word je dan overgenomen door iets anders? Zo zou je dat kunnen zeggen. Dan word je overgenomen door iets, maar in de zen wordt dat niet ingevuld. Dus het is niet van, ik word overgenomen door God. Maar meer, het is niet langer aan mij. Dat is enerzijds dus iets heel passiefs, een soort overgave van, ik laat het los. Ik stop met het zelf te willen doen en het zelf te willen proberen. Maar aan de andere kant zit er ook iets heel actiefs aan. Namelijk dat je steeds bereid bent om voorbij je grenzen te gaan. Voorbij het bekende te gaan. Dat je bereid bent om iets heel nieuws, heel anders binnen te gaan. Een onbekend land binnen te gaan. Zoals je in een bergpas op een gegeven moment door een poort gaat en dan opeens is er een totaal ander landschap dat je helemaal niet kent. Waar de weg ook ophoudt. Allebei de benaderingen zijn nodig.